Heden, de                januari tweeduizendtwee, op verzoek van:

 

 

 

SLOBODAN MILOSEVIC, wonende te Belgrado, Federale Republiek Joegoslavië, thans verblijvende te Scheve­ningen, gemeente Den Haag,

 

 

 

te dezer zake woonplaats kiezende te 's-Gravenhage aan de Valkenboslaan 72, ten kantore van Mr. A.B.B. Beelaard, die tot procureur wordt gesteld,

 

 

heb ik,

 

 

krachtens mij verstrekte mondelinge last van de E.A. Heer Voorzieningenrechter bij de Rechtbank te Den Haag,

 

 

 

IN KORT GEDING GEDAGVAARD:

 

 

 

1.HET INTERNATIONAAL TRIBUNAAL VOOR DE VERVOLGING VAN PERSO­NEN VERANTWOORDELIJK VOOR ERNSTIGE SCHENDINGEN VAN HET INTER­NATIO­NAAL HUMANITAIR RECHT OP HET GRONDGEBIED VAN HET VOORMA­LIGE JOEGOSLAVIE SEDERT 1991, IN RECHTE VERTEGEN­WOORDIGD DOOR DE GRIFFIER, gevestigd en kantoor houdend te Den Haag, Churchil­plein 1, aldaar mijn exploit doende, sprekende met en af­schrift dezes latende aan :

 

 

 

 

2.DE STAAT DER NEDERLANDEN (DE MINISTER VAN JUSTITIE EN DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK TE DEN HAAG), zetelend te 's-Gra­venhage aan de Kazernestraat 52, ten parkette van de Procu­reur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, aldaar mijn  exploit doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan:

 

 

 

Met de aanzegging om te verschijnen in persoon, dan wel verte­genwoordigd door een procureur,

 

 

 

OM :

 

 

op dinsdag twaalf februari tweeduizendtwee, des middags om

13.30 uur, te verschijnen ter terecht­zitting van de Voor­zie­nin­gen­rech­ter bij de Rechtbank te Den Haag, alsdan recht­doende in kort geding, gehouden wordende in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag;

 

 

 

TENEINDE :

 

 

 

Namens mijn verzoeker als eiser te horen concluderen:

 

 

1.Aange­zien in het vonnis in kort geding van 31 augustus 2001 inzake Milosevic tegen de Staat der Nederlanden door de Presi­dent van de Haagse Rechtbank onder 3.4. wordt overwo­gen:

 

"Eiser heeft verder betoogd dat het Tribunaal geen onaf­hankelijke en onpartijdige instantie is in de zin van art. 6 EVRM. In die stelling kan eiser evenmin worden gevolgd. Daargelaten dat het Tribunaal in zijn handelen gebonden is aan tal van voorschriften waarin uitvoerig en gedetail­leerd tal van voorschriften ter zake van de bescherming van de rechten van de verdach­te zijn vastge­legd, moet worden vastgesteld dat ook het Europees Hof voor de rech­ten van de mens (EHRM) inmiddels van oordeel is dat het tribunaal alle ter bescherming van de rechten van verdach­te noodzakelijke voorzieningen biedt, waaron­der die van onpartijdigheid en onafhankelijkheid (EHRM 4 mei 2000 inzake Naletilic vs Kroatië (Appl. no. 51891/9­9). Voor­noemd betoog kan derhalve eiser evenmin baten.";

 

2.Aangezien enig oordeel dat het zogenaamde tribunaal op gelijke voet als het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het Internationale Verdrag inzake Burger­rechten en Poli­tieke Rechten rechtsbeschermende voorzie­ningen biedt onjuist is, maar een en ander door eiser in eerste in­stantie verder aan de orde gesteld zal worden recht­streeks bij het Europese Hof voor de rechten van de mens;

 

3.Aangezien dan ook de vraag of er sprake is van adequate rechts­voorzieningen temidden van de 'tal van voorschrif­ten', die getroffen zouden zijn, voor dit moment buiten het onderhavige toetsingska­der kan blijven;

 

4.Aangezien het echter natuurlijk niet alleen gaat om forme­le rechtsbescherming, maar ook om de vraag of de betrokken men­senrechten ook inhoudelijk en daadwerkelijk bescherming onder­vinden;

 

5.Aangezien hiervan op essentiële onderdelen geen sprake is en het tribunaal zich schuldig maakt aan op grove schen­ding van de men­senrechten van eiser;

 

6.Aangezien, voor dit moment, de belangrijkste daadwerke­lij­ke schending van mensenrechten waartegen eiser

recht­sbe­scherming wil inroepen, is de schending van zijn mogelijk­heden om de voorlopige klacht die hij op 20 december 2001 bij het Europese Hof voor de rechten van de mens heeft ingediend verder te implementeren;

 

7.Aangezien eiser daarbij rechtshulp van zijn advocaten niet kan ontberen;

 

8.Aangezien artikel 3, eerste en tweede lid, van het Euro­pe­an Agreement relating to persons participating in procee­dings of the European Commission and Court of Human Rights onder meer bepaalt:

 

"1. The Contracting parties shall respect the right of the persons referred to in paragraph 1 of Article 1 of this Agreement to correspond freely with the Commissi­on and the Court."

 

en:

 

"2. As regards persons under detention, the exercise of this right shall in particular imply that:

(..)

c. such persons shall have the right to correspond, and consult out of hearing of other persons, with a lawyer qualified to appear before the courts of the country where they are detained in regard to an appli­cation to the commission, or any proceedings resulting therefrom."

 

9.Aangezien eiser opdracht heeft gegeven aan een interna­tio­naal team van advocaten om hem de noodzakelijke
 

rech­tsbij­stand te verlenen terzake van deze procedure voor het Europese Hof voor de rechten van de mens en 'any procee­dings resulting therefrom' in de zin van de hierboven geciterde Agreement, bestaande uit Mr. N.M.P. Steijnen, Nederland; Mr. Z. Tomano­vic, Joegoslavë; Prof. Mr. A. Tremblay, Québec, Canada; Prof. Mr. M.N. Kouznet­sov, Rusland; Mr. D.M. Ognjanovic, Joegosla­vië; Prof. Mr.A. Bernardini, Italië , Mr. Ch. Black, Canada en Mr. Jaq. Verges, Frankrijk;

 

10.Aangezien het zogenaamde tribunaal echter weigert dit team zijn werk te laten doen en aan elk van de betrokken advokaten een onbelemmerde en vertrouwelijke communica­tie met eiser ontzegt;

 

11.Aangezien de weigering van de zijde het zogenaamde tri­bunaal om welke advocaat in welke procedure dan ook een onbelemmerde en vertrouwelijke communicatie met eiser te verlenen reeds is aangekaard op het hoogste niveau van het marionetten-tribunaal, in de vorm van een sommatie aan het adres van de President Mr. Claude Jorda van dit zogenaamde rechtsinstituut, welke sommatie bij brief van deze President d.d. 21 augustus 2001 middels de volgende bewoordingen van de hand werd gewezen:

 

"I wish to inform you that the rights of the detainees to receive visits fall within  the (...) Rules 60 to 66 of the Rules of Detention."

 

Deze sectie van de zogeheten Rules of Detention regu­leert de communicatie van gedetineerden met familiele­den, vrienden en andere niet-geprivilegeerde bezoekers.

 

Door zijn verwijzing naar deze regels gaf deze hoogste autori­teit van het marionetten-tribunaal impliciet, maar op niet mis te verstane wijze, als zijn oordeel te ken­nen dat, ook als het aan hem ligt, advokaten van eiser, in welke hoedanigheid dan ook Mr. Milosevic vertegen­woordi­gend, elke vorm van vertrouwe­lijke communicatie met Mr. Milosevic onthouden zou moeten blijven worden;

 

12.Aangezien, zoals ook al in de sommatie van 10 januari 2002, die deel uitmaakt van de stukken in het onderhavi­ge kort geding en daartoe aan deze dagvaarding wordt gehecht teneinde mede te worden betekend, wordt aange­geven, het marionetten-tribu­naal inmid­dels een naam heeft op te houden als het erom gaat elke vorm van

rech­tshulp en rechts­bijstand van de zijde van door Mr. Milo­sevic aangewezen recht­shulpverle­ners zo effec­tief moge­lijk te frustreren;

 

13.Aangezien dit opwerpen van zo veel mogelijk blokkades zon­der onderscheid zowel rechtshulpverleners treft die Mr. Milo­sevic vertegenwoordigen in strafrechtsprocedures en civiele procedures in Joegoslavië, als rechtshulpver­leners die hem vertegenwoordigen in civiele pro­cedures hier in Nederland en rechts­adviseurs die hij wil raad­plegen ter voorbereiding op het proces waaraan het mari­onet­ten-tribunaal hem wenst te onderwerpen;

 

14.Aangezien deze blokkades, zoals ook blijkt uit de in deze sommatie van 10 januari 2002 opgenomen getuigenis­sen van onder meer de advokaten Mr. Nico Steijnen en Mr. Ramsey Clark, alsmede de ervaringen opgedaan door de advokaat Mr. Christian Black, onder meer de vorm aanne­men van wille­keur bij toelating tot Mr. Milosevic, chi­canes indien toelating zou zijn verleend, het verbieden van uitwisse­ling van documenten en rechtsstukken, het verduisteren en achterhouden van per post verzonden brieven en docu­menten, uitsluiting van door Mr. Milose­vic aangewezen rechtsadviseurs, 'aanwijzing' van vaste rechtsadviseurs die voor noch een dergelijke rol door Mr. Milosevic waren gevraagd, noch daaromtrent door het zogenaamde tribunaal op enigerlei wijze waren geraad­pleegd, enzo­voorts;

 

15.Aangezien dit alles er evident op gericht is om het fundamentele recht van Mr. Milosevic om de rechtsproce­dures waarin hij gewikkeld is zo goed mogelijk te voeren
 

zoveel mogelijk te frustreren, zolang hij de rechtmatig­heid en legitimiteit van het marionetten-tribunaal niet erkent;

 

16.Aangezien hiermee, voor elk der betrokken rechtsprocedu­res - d.w.z. zowel de strafrechtsprocedures en civiele procedures die tegen hem in Joegoslavië worden gevoerd, als de civiele procedure die hij tegen de Nederlandse Staat voert, alsmede ook de rechtsprocedure die hij heeft geentameerd bij het Europese Hof voor de rechten van de mens en tenslotte ook de rechtszaak die het mari­oneten-tribunaal tegen hem denkt te mogen voeren -, geldt hetgeen door Mr. Ramsey Clark wordt verwoord in zijn brief van 17 november 2001, waarin deze afstand neemt van de brutale poging van het marionetten-tribu­naal om hem, buiten Mr. Milosevic en hemzelf om, zoge­naamd aan te wijzen tot 'vaste juridische adviseur', zoals al eerder geciteerd in de sommatie van 10 januari 2002:

 

"His ability to prepare his defense has been severely damaged by the tactics of the registrar designed to violate his rights and damage his defense." 

 

17.Aangezien het zogenaamde tribunaal hiermee, wat betreft ieder van deze rechtsprocedures, handelt in strijd met het 'right to a fair trial';

 

18.Aangezien het zogenaamde tribunaal meer in het bijzon­der wat betreft de tegen eiser gevoerde strafzaken, waaron­der de zogenaamde strafrechtsprocedure die het tribunaal zelf tegen Mr. Milosevic meent te mogen enta­meren, dit 'right to a fair trial' schendt door te­ han­delen in strijd met hetgeen nader wordt bepaald in arti­kel 6, derde lid, onder b en c EVRM en artikel 14, derde lid, onder b, van het IVBPR, luidende respectievelijk:

 

Artikel 6 EVRM

 

        3.  Everyone charged with a criminal offence has the                 fol­lo­wing minimum rights:

 

b.to have adequate time and facilities for the pre­pa­ra­ti­ons of his defence;

 

c.to defend himself in person or through legal as­sis­tan­ce of his own choosing (...).

 

Artikel 14 IVPR

 

3.In the determination of any criminal charge

aga­inst him, everyone shall be entitled to the fol­lo­wing mini­mum guarantees, in full equality:

 

(b)To have adequate time and facilities for the pre­pa­ration of his defence and to communicate with coun­sel of his own choosing ;

 

19.Aangezien van 'adequate facilities for the preparation of his defence' onder de door het marionetten-tribunaal gecreëerde condities natuurlijk volstrekt geen sprake kan zijn;

 

20.Aangezien van 'to communicate with counsel of his own choosing' al evenzeer in de verste verte geen sprake is;

21.Aangezien, door de dwangmaatregelen, chicanes en blokka­des van de zijde van dit marionetten-tribunaal, van het recht van Mr, Milosevic 'to defend himself' al evenzeer geen spaan wordt heel gelaten;

 

22.Aangezien het nu wel zo kan zijn dat de Veiligheidsraad in het Statuut voor het marionetten-tribunaal in artikel 21, vierde lid onder meer heeft bepaald:

 

"4.In the determination of any charge against the accused pursuant the present Statute, the accu­sed shall be entitled to the following minimum guarantees, in full equality:

(b)to have adequate time and facilities for the preparation of his defence and to communicate with  counsel of his own choosing",

 

maar dit zogeheten tribunaal klaarblijkelijk niet gene­gen is om zich aan deze regeling ook maar iets gelegen te laten liggen;

 

23.Aangezien trouwens dit marionetten-tribunaal er een gewoon­te van maakt om de eigen regelgeving aan zijn laars te lappen, hetgeen het meest schrijnend tot uit­drukking komt in de be­voegdheid die deze organisatie zich aanmeet om, indien door het tribunaal ver­dachte personen - in hoofdzaak van Servische afkomst - in Bos­nië zichzelf niet vrijwillig presenteren bij dit zoge­naamde tribunaal in Den Haag, of niet worden uitgele­verd, deze personen middels NAVO-posses te overmees­teren en te ontvoeren op last van dit tribunaal;

 

24.Aangezien een en ander geheel in strijd is met niet alleen het fundamentele rechtspricipe dat ie­dereen die uitgeleverd dreigt te worden het recht heeft om zich terzake tot de onaf­hankelijke rechter te wen­den - een recht dat terzake van 'surrender' aan het Joegoslavië tribunaal ook door de Nederlandse wetge­ver voluit wordt erkend -, maar ook flagrant in strijd is met de procedu­res, voorge­schreven door het tribunal zelf, zoals Rule 61 van de Rules of Procedure and Evidence, welke eigen regelgeving in alle gevallen in laatste instantie bij weigering om een verdachte uit te leveren verwijst naar rapporte­ring aan de Veiligheidsraad, punt uit;

 

25.Aangezien, in plaats daarvan, het zogeheten tribunaal zich schuldig maakt aan eigenrichting en, geheel arbi­trair, het recht claimt van 'hunting down' van de ge­zochte verdachten, waar­toe dit tribunaal zelfs een over­eenkomst heeft gesloten met zijn werkelijke meester, de Verenigde Staten;

 

26.Aangezien als gevolg van dit wetteloze optreden van het tribunaal, in samenzwering met de Verenigde Staten en andere NAVO-krachten in Bosnië, reeds een aantal on­schuldige personen gedood en gewond zijn geraakt. Dit betreft dan niet alleen niet-verdachte personen, die bij dergelijke wild west-vertoningen, gein­spi­reerd door het marionetten-tribunaal, zijn gedood of gewond geraakt, maar ook een aantal ver­dachte personen, die evenzeer voor onschuldig moeten worden gehouden, nu hun schuld nimmer is bewezen;

   

27.Aangezien daarmee volstrekt duidelijk is dat het zoge­naamde tribunaal in hoge mate lak heeft aan de eigen regelgeving en zich in cruciale opzichten gedraagt als een middeleeuwse abso­luut heerser, zodat de Nederlandse rechter er niet lou­ter mee kan volstaan enkel te onder­zoeken of en in hoe­verre er 'tal van voorschriften' zijn 'waarin uitvoerig en gede­tail­leerd tal van voorschriften terzake van de bescher­ming van de rechten van de ver­dachte zijn vastge­legd', zoals door Pres. Rb. Den Haag overwogen bij uit­spraak in kort geding van 31 augustus 2001, maar deze ook - en wel tenminste minimaal - dient te toetsen of het marionetten-tribunaal zich wel iets aan die regels gelegen laat liggen. Temeer nu er karre­vrachten 'prima facie evicence' is dat dit in cruciale opzichten volstrekt niet het geval is;

 

28.Aangezien immers niet valt in te zien waarom de Nederlandse rechter het wél tot zijn taak zou moeten rekenen om te onderzoeken of en in hoeverre er bij het zogenaamde tribunaal 'tal van voorschriften zijn waarin (...) de bescherming van de rechten van de verdachte zijn vastgelegd', maar zich ontslagen zou dienen te achten van de taak om tevens te bezien of deze 'voor­schriften' wel minimaal in acht worden genomen;

 

29.Aangezien immers artikel 1 EVRM bepaalt:

 

"The High Contracting Parties shall secure to everyone within their jurisdiction the rights and freedoms defi­ned in Section I of this Convention",

 

en artikel VI lid 2 van het Verdrag tussen het Konink­rijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de zetel van het Internationaal Tribunaal voor de ver­volging van personen verantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internatio­naal humanitair recht op het grondgebied van het voormalige Joego­slavië sedert 1991 bepaalt:

 

"Except as otherwise provided in this Agreement or in the General Convention, the laws and regulations of the host country shall apply on the premises of the Tribunal",

 

zodat onomstreden is dat volledige handhaving van de Nederlandse jurisdictie regel is, zelfs in de ruimtes ter beschikking gesteld aan het marionetten-tribunaal, waarmee vast staat dat Nederland, als 'High Contracting Party' in het kader van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, althans in beginsel verantoorde­lijk­heid blijft dragen 'to secure to everyone the rights and freedoms defined in section I of the Convention', ook binnen 'the premises of the Tribunal';

 

30.Aangezien er evenmin een regeling bekend is conform artikel VI lid 3 aanhef van de zetelovereenkomst, lui­dende:

 

"The tribunal shall have the power to make regulati­ons opera­tive on the premises of the Tribunal for the purpo­se of esta­blishing therein the conditions in all res­pects necessa­ry for the full execution of its func­ti­ons",

 

waarin door het marionetten-tribunaal is bepaald dat de ver­antwoordelijkheden die artikel 1 EVRM oplegt aan Neder­land als 'High Contracting Party' inzake het vei­ligstellen van de mensenrechten, binnen de ruimtes van het tribunaal niet van toepassing moeten worden geacht, zodat ook daarom de Nederlandse verplichtingen terzake als onverlet moeten worden aangemerkt;

 

31.Aangezien de totale ontrechting die het marionetten-tribu­naal op het stuk van de mensenrechten teweeg brengt deze organisatie bovendien ook in de verste verte niet de statuur geeft om de behartiging van de bescherming van de mensenrech­ten, waar dan ook, van Neder­land als 'High Contracting Party' als het ware te kunnen 'over nemen';

 

32.Aangezien daarenboven ook de Nederlandse rechter terzake van schendingen van mensenrechten, als beschermd in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een duide­lijke taak heeft, zijnde onmiskenbaar de 'national aut­hority' in de zin van artikel 13 EVRM, dat immers luidt:

 

"Everyone whose rights and freedoms as set forth in this Convention are violated shall have an effecetive remedy before a national authority notwithstanding that the viola­tion has been committed by persons ac­ting in an official capacity."

 

33.Aangezien ook hier geldt dat er geen enkele regeling in de zin van artikel VI lid 3 van de Zetelovereenkomst bestaat, waarin het marionetten-tribunaal zou hebben geprobeerd te bepalen dat de toevlucht tot de nationale rechter zou zijn afgesneden voor personen in de be­weer­delijke rechtsmacht van het tribunaal, zodat ook hier alleen al op die grond moet worden aangenomen dat deze verdragsbepaling, behelzende de waarborging van een fundamenteel mensen­recht, in alle opzichten onverlet is gebleven; 

 

34.Aangezien dan ook de Nederlandse rechter zich ook hier niet kan onttrekken aan de verplichtingen die het Euro­pese Ver­drag tot bescherming van de rechten van de mens hem oplegt terzake van het bieden van een toevlucht voor een ieder wiens mensenrechten worden geschon­den, en al hele­maal niet indien prima facie van een ernstige schen­ding door het marionetten-tribunaal blijkt;

 

35.Aangezien de Staat en de Nederlandse rechter derhalve hun verplichtingen terzake onverkort hebben na te komen en zij dan ook in het onderhavige kort geding gedagvaard worden, maar voor het geval zij - gelet op eerdere

stan­dpuntbepaling - met de vinger wijzen naar het mario­net­ten-tribunaal als de aan te spreken instantie, ook dit zogenaamde tribunaal in het onder­havige geding wordt betrok­ken;

 

36.Aangezien het immers voor eiser betrekkelijk irrelevant wie van de drie zich verantwoordelijk stelt voor de nako­ming alsmede het veilig stellen van zijn mensenrech­ten en het tegen­gaan schendingen hiervan - de Nederland­se Sta­at, de Ne­derlandse rechter of het marionetten-tribu­naal - als een van de drie tenminste maar een einde maakt aan de voort­durende schendingen van zijn recht op 'fair trial', waaraan hij nu al vanaf het eerste begin van zijn opsluiting in Scheveningen onderhevig is;

 

37.Aangezien het marionetten-tribunaal, blijkens verkla­ringen van eigen voormalige hoge functionarissen, er niet voor terugdeinst om, omwille van politieke opportu­niteit, mensen jarenlang van hun vrij­heid te beroven tegen wie het eigenlijk geen zaak heeft, daarmee opnieuw demonstrerend lak te hebben aan fundamentele mensen­rech­ten en reeds op zichzelf een ernstig gevaar te vormen voor de rechtsorde.

 

38.Aangezien immers naar aanleiding van de recente uit­ein­delijke vrijlating van de Bosnische Kroaten Zoran, Mir­jan en Vlatko Kupres­kic door de toenmalige aan­kla­ger bij het marionet­ten-tribunaal Franck Terrier onder meer is verklaard, zoals weergegeven in de NRC van 29 december 2001:

 

"Het tribunaal was er nog niet zo lang toen deze man­nen werden aangeklaagd. Het bestaansrecht moest nog bewezen worden. De hoofdaanklager had aanklachten nodig."

 

En voorts:

 

"Het was niet erg bevredigend om deze zaak te doen. In Frankrijk, en ik denk ook in Nederland, was dit nooit een zaak geweest."

 

39.Aangezien in dit artikel, waarin de toenmalige aankla­ger Ter­rier de jarenlange detentie en aanvankelijke ver­oordeling van deze betrokkenen aanduidt als een 'ver­gissing', 'ver­klaarbaar' uit de hierboven genoemde motieven, ook nog eens wordt aangegeven hoe het ge­steld is met de zogenaamde rech­terlijke onafhan­kelijk­heid bij dit kangaroo court:

 

"Mirjan Kupreskic zegt in een gesprek met deze krant dat ze geluk hebben gehad met de vrijspraak. Hun ver­oordeling was uitgesproken door rechters met veel gezag in het tribunaal: de vroegere president Cassese en de Brit Richard May, die nu zaak tegen Slobodan Milosevic doet. In hoger beroep werd hun zaak behan­deld door een Amerikaanse rechter. Mirjan Kupreskic: "Omdat zij Amerikaanse is, durfde ze tegen hen in te gaan. Een Marokkaan had dat niet gedurfd."

 

40.Aangezien dit marionetten-tribunaal kennelijk - althans figuurlijk -  het motto is toegedaan dat ook opgeld deed bij de Amerikaanse kangaroo courts die rondtrokken in Japan kort na de definitieve beëindiging van de Tweede Wereld­oorlog, en die ten aanzien van toenmalige Japanse verdach­ten van de lagere echelons het devies hul­dig­den: "We give them a fair trial and after that we hang them high.­";

 

41.Aangezien een organisatie die met de Verenigde Staten een overeenkomst meent te mogen afsluiten om, in weerwil van de eigen regels, eigenrichting toe te kunnen passen buiten de Veiligheidsraad om door middel van het inzet­ten van posses tegen beweerdelijke verdach­ten op het territoir van het voormalige Joegoslavië, waarbij al herhaaldelijk on­schuldig bloed heeft gevloei­d, ook in rechte ter verant­woording dient te kunnen worden geroe­pen voor gepleegde mensen­rechtenschen­dingen binnen Ne­derlands territtoir, en zeker als in artikel 1 lid 1 van de Zetel­overeenkomst ook nog eens uitdruk­kelijk wordt bepaald:

 

"The tribunal shall posses in the host country full juri­dical personality. This shall, in particular, in­clude the capacity:

c) to institute legal proceedings";

 

42.Aangezien het immers , vanuit het oogpunt van de nood­zakelijke Rule of Law, al genoegzaam onduldbaar is dat voor iedereen die bij dit zogeheten tribunaal betrokken is immuniteit van strafvervolging bedongen is, zodat iedere tribunaal-functionaris, hoezeer ook eventueel de rechten van de personen die aan het pseudo-tribunaal zijn over­geleverd schendende, terzake gevrijwaard is van welke strafrechtelijke verantwoordingsplicht dan ook;

 

43.Aangezien er geen schijn van reden is om aan te nemen dat grovelijke schendingen van fundamentele rechten door tribunaal-functionarissen niet aan de orde zouden kunnen zijn, doch - integendeel - van zulke schendingen al herhaaldelijk sprake is geweest, nu al meerdere perso­nen, als gevolg van medische verwaarlozing en/of onver­antwoord medisch handelen in de cellen van het marionet­ten-tribunaal zijn overleden. Zoals het geval van de Bosnische Serviër Dr. Milan Kovacevic, overleden in zijn cel op 1 augustus 1998, waaromtrent door de onlangs in vrijheid gestelde Bosnische Kroaten Zoran Kupreskic, Vlatko Kupreskic en Mirjan Kupreskic in de NRC van 29 december 2001 als volgt wordt verhaald:

 

"De andere gevangenen hadden hem 's avond om elf uur horen jammeren, vertelt Mirjan. Ze probeerden de aan­dacht te trekken van de bewakers, maar pas 's nachts kwam er een arts. Hij dacht dat Kovacevic pijn had aan zijn nieren en gaf hem medicijnen. Mirjan: "Niemand van ons heeft die nacht geslapen". De volgende ochtend overleed hij, Mirjan en Zoran waren erbij. Later bleek dat Kovacevic was doodgegaan aan een slagaderlijke bloeding in zijn buik. Al bij zijn aankomst in Den Haag was vastgesteld dat hij een slagaderzwelling had, maar volgens het tribunaal was hij fit genoeg om te­recht te staan."

 

44.Aangezien de advocaat van de nabestaanden van dr. Milan Kova­ce­vic, Mr. Dusan Vucicevic, Attorney-at-Law in Oak­land Terrace, IL in the de Verenigde Staten, die een poging heeft ondernomen om functionarissen van het mari­onet­ten-tri­bunaal aansprakelijk te stellen voor de dood van zijn cliënt, maar daarbij vooralsnog is afge­stuit op de immu­niteit die voor alle betrokkenen is bedongen, hierover schrijft in een van zijn op deze zaak betrek­king hebben­de documenten, allereerst met betrekking tot dr. Kovace­vic zelf:

 

"Dr. Kovacevic, who was anesthesiologist, trained in Dusseldorf, Germany, used to say to me: 'I am not afraid of the judges since I know that I am not res­ponsible for what went on in Bosnia but this ignorant prison's GPs will kill me'."

 

En over zichzelf schrijft deze advocaat, die ook voor dr. Kovacevic optrad als advocaat bij het marionetten-tribunaal, in datzelfde document:

 

"I am also a physician and have been practising anes­the­si­o­logy since 1974 in the United States where I attained the rank of Assistant Professor of Anesthesi­ology at Rush Medical School in Chicago before I tur­ned to practise law in the late eig­thies."

 

Hij geeft verder aan in het betrokken document:

 

"Dr. Kovacevic has died as direct result of negligence of Dutch prison physicians who failed to entertain a diagno­sis that patient's con­dition was possible ruptu­re of the abdomi­nal aneurysm a condition, which was diagno­sed in February of 1998. As a matter of medical prudence and safe practice a patient with known abdo­minal aneu­rysm who develops pain in the abdomen must be first ruled that the aneurysm is not rupturing. This may only done by a specia­list and the pa­tient must have been referred to the hospi­tal immedia­tely."

 

En zijn conclusie luidt:

 

"Dr. Kovacevic suffered negligent homicide and no one should be extrajudically executed in Holland just becau­se he is a Serb."

 

45.Aangezien dit niet het enige geval van ernstige medi­sche ver­waarlo­zing en/of onver­antwoord medisch hande­len door het marionet­ten-tribunaal is. De verantwoor­de­lijken hebben zich echter voor­zien van immu­niteit voor elke strafrechte­lij­ke konsekwentie, zodat langs deze weg de toegang naar elke wille­leurige mensen­rech­tenschen­ding door tribunaal-functio­narissen wagenwijd open ligt en open blijft lig­gen;

  

46.Aangezien, nu elke strafrechtelijke correctie tegen individuen aan het marionetten-tribunaal verbonden af­stuit op de immuniteit van strafvervolging, waarvan elke tribunaal-functionaris - van de hoogste rechter tot de geringste medewerker - zich voorzien heeft, het hek helemaal van de dam zou zijn indien ook het zoge­naamde tri­bunaal als zodanig, ondanks het feit dat het als persona standi in iudicio volledige rechtspersoonlijk­heid ge­niet, niet (ook) terzake van voortdurende mensen­rechten-schendingen in rechte ter verantwoording zou kunnen worden geroe­pen;

 

47.Aangezien dit immers het zogenaamde tribunaal als ge­heel, alsmede iedere tribunaal-functionaris afzon­der­lijk, volledig en definitief ongrijpbaar zou maken voor iedere vorm van rechterlijke controle en correctie;

 

48.Aangezien immers dit, omgekeerd, zou impliceren dat personen die in handen van dit marionetten-tribunaal komen te vallen, aan de wilde spinnen overgeleverd zijn. Want wie maakt dan de onder het schijn-tribunaal ressor­te­rende daders nog wat, in geval dat zij jegens de ver­dach­ten hun boekje ver te buiten gaan ? Niemand toch ? ;

 

49.Aangezien vanzelfsprekend de Nederlandse Staat en de Nederlandse rechter er niet aan kunnen meewerken dat ergens op Nederlands territoir een situatie zou bestaan van ontbreken van elke vorm van rechtsbescherming en van niet alleen volstrekte straffeloosheid voor schending van welke strafrechtelijke norm dan ook, maar zelfs van elke moge­lijkheid van attributie van rechtsbescherming tegen welke vorm van ernstig onrechtmatige inbreuken op per­soonlijke inte­griteit van de betrokken categorieën per­sonen dan ook;

 

50.Aangezien het mitsdien van tweeën één is: in het kader van individuele rechtsbescherming tegen mogelijke
 

r­echts­schendingen door het zogenaamde tribunaal - dat op zich al een entiteit vormt waarbij de wetgevende, be­stuurlijke en rechtsprekende macht zich in dezelfde handen bevinden, zodat daar mitsdien de sinds de Franse revolutie voor de rule of law noodzakelijk geachte waar­borg van een scheiding der machten al geheel en al ont­breekt - dient in elk geval minimaal óf de Nederlandse Staat in rechte ter verantwoording te kunnen worden geroepen, óf het zogeheten tribunaal;

 

51.Aangezien inmiddels zowel uit de onder 11 reeds geme­moreerde standpuntbepaling bij brief van 21 augustus 2001 als ook uit (het ontbreken van) de reactie op de som­matie in de onderhavige zaak duidelijk is gebleken dat ook het hoogste niveau van het marionetten-tribu­naal, in de hoedanigheid van diens President, geen vrij­willige aan­stalten maakt om een einde te maken aan de situatie dat de rech­ten van eiser in het kader van het Europees Ver­drag voor de bescherming van de rechten van de mens ontoe­laatbaar worden geschonden doordat hem immers ter­zake van zijn procedure voor het Europese Hof een onbe­lemmerde en vertrouwelijke communi­catie met zijn advoca­ten wordt onthouden, zodat van enige interne pro­cedure - zo iets dergelijks al mogelijk zou zijn  -, gelet op dit reeds eerder door het hoogste echelon van het mario­netten-tribunaal ingenomen stan­dpunt, op dit punt niets te verwachten valt;

 

52.Aangezien terzake dan ook alleen een toevlucht tot de nationale rechter overblijft, waarop de Nederlandse rechter heeft te responderen, dit zelfs onge­acht of er nu wel of niet reeds, zoals eerder al betoogd onder 28 t/m 35, in het algemeen een verdrag­sgebon­den verplich­ting be­staat voor de Neder­landse Staat - in het kader van arti­kel 1 EVRM -, en voor de Nederlandse rechter - in het kader van arti­kel 13 EVRM -, om alles in het werk te stellen om schendingen van mensenrechten door het
 

schij­ntribunaal te voorkomen, dan wel te redresseren;

 

53.Aangezien, indien de Nederlandse rechter zich niettemin incompetent zou achten om terzake bevelen te geven aan de Nederlandse Staat of aan het marionetten-tribunaal, waarin aan hen beiden - of een van hen - een bepaalde inhoudelijke beslis­sing wordt opgelegd, hij in elk geval aan de be­schermen­de taak die artikel 13 EVRM hem oplegt terzake van de waarborging van de mensenrechten dan toch tenmin­ste minimaal de bevoegdheid - en daarmee in voor­ko­mend geval de ver­plich­ting - ontleent om de Staat te bevelen - mede met het oog op de verplichtingen van arti­kel 1 EVRM voor de Staat als Hoge Verdragsluitende Par­tij -, met het zoge­heten tribunaal rond de tafel te gaan zitten, teneinde althans een poging te doen om een op­lossing te bereiken waarin het onderhavige recht van eiser wordt gewaarborgd;

 

 

 

MITSDIEN :

 

 

 

De Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Den Haag wordt verzocht om bij vonnis, voor zover mogelijk uivoer­baar bij voorraad:

 

 

te bevelen aan het ICTY en de Staat der Nederlanden (de Minis­ter van Justitie en de President van de Haagsche Rechtbank) om, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, met elkaar in overleg te treden, ten einde een oplossing te vinden waarbij,  met betrekking tot de door Mr. Milosevic aangewezen advocaten in het kader van de procedure voor het Europese Hof voor de Rechten van Mens, een einde wordt gemaakt aan de voortdu­rende schending door het ICTY van 'the right to corres­pond, and consult out of hearing of other persons';

 

 

subsidiar

 

 

te bevelen aan de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en de President van de Haagsche Rechtbank) om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, bij het ICTY erop aan te dringen om in overleg te treden, met als inzet een oplossing te vinden waarbij, met betrekking tot de door Mr. Milosevic aangewezen advocaten in het kader van de procedure voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, een einde wordt gemaakt aan de voortdurende schending door het ICTY van 'the right to correspond, and consult out of hearing of other persons';

 

 

met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.

 

 

Met aanzegging dat bij verschijning ter zitting een vast recht verschuldigd is van 193 euro.